Hermann Hesse – Siddharta

I

Siddartha is een brahmanenzoon. Zijn vader onderwijst hem. Dagelijks verricht hij zijn rituelen, neemt deel aan gesprekken met wijzen,  leert de kunst van het dispuut en mediteert voor dieper inzicht.  Hij is geliefd. Men zegt: ooit zal hij een grote, wijze priester zijn. Zijn vriend Govinda volgt hem in alles.

Tevergeefs zoekt Siddartha rust en vrede. Die vindt hij niet in de heilige rituelen. Waarom de goden aanbidden daar waar Atman de enige, de ondeelbare is. Maar niemand weet waar hij Atman, die in het diepste innerlijk van elk mens huist, kan vinden!

Hij wil zich bij de samana’ s (rondtrekkende asceten) voegen. Siddartha’s vader is wrevelig en verbiedt het hem. De hele nacht blijft Siddartha in dezelfde houding staan. Tegen de ochtend begrijpt  vader dat zijn zoon een onwrikbare beslissing heeft genomen en geeft hem toestemming.

II

Siddartha en Govinda zijn bij de asceten. Ze dragen slechts een lendendoek en een onderkleed, eten dagelijks eenmaal (ongekookt) voedsel, vasten 28 dagen en worden broodmager. Siddartha veracht de wereld die puur leugen en bedrog is. Hij wil leeg worden van aardse verlangens, zijn Ego doden door versterving, rust in zijn hart vinden, aldus openstaand voor het wonder dat zich zal openbaren. De zware ontberingen trotseert hij moedig.

Al snel is hij ontevreden. Hij is even uit de kringloop, maar komt steeds weer bij zijn IK. Govinda is tevreden. Als Siddartha zegt dat hij in elke kroeg hetzelfde had kunnen leren repliceert hij dat ze daar nooit diepe contemplatie hadden bereikt.  Maar contemplatie heeft Siddartha niet van zijn ego bevrijd. Ook de samana’s hebben, ondanks jarenlange meditatie en versterving, het Nirwana niet bereikt. Bestaat leren wel? Het weten bestaat! Dat staat met ‘willen leren’ op gespannen voet. Siddartha overweegt de samana’s te verlaten.

In de stad Savathi is een nieuwe Boeddha, Gotama, die het rad van wedergeboorte kan stoppen. Vijanden (zoals de oudste samana) beweren dat het een bedrieger is omdat hij in de wereld der geneugten heeft geleefd. Govinda wil de nieuwe Boeddha gaan beluisteren. Siddartha denkt dat ze diens leer al lang kennen, maar stemt toe.  De oudste samana is kwaad en scheld hen uit. Siddartha betovert hem tot een willoos schepsel.

 III

In de hof van Jetavana houden zich vele gelovigen op. De nieuwe Boeddha is als een glimlachend kind, verstild en ontspannen. Hij spreekt over de oorsprong van het lijden. De wereld is een keten van oorzaak en gevolg, een samenhangend geheel zonder toeval, onafhankelijke van goden. Er is samenhang tussen alle elementen, of ze nu groot of klein zijn.

Veel pelgrims gaan de orde in. Govinda ook. Siddartha zet zijn tocht alleen voort. De leer is goed. Maar het element der verlossing lijkt hem een lek. Zo wordt de tijdloze, één geheel vormende wereldorde, verbroken. Gotama: denk dieper na! Het gaat om verlossing van het lijden. Siddartha beaamt dit. Maar: Gotama kreeg zijn inzichten door zelfonderzoek. Kennelijk is zelf beleven belangrijker dan leren. Zo wil hij het doen. Gotama: geldt dat ook voor alle anderen? Siddartha ontkent. Hij oordeelt niet maar kiest voor zichzelf. Gotama waarschuwt hem voor te grote scherpzinnigheid.

Siddartha heeft bewondering voor de heilige voor wie hij als enige de ogen neersloeg. De Boeddha heeft hem beroofd van zijn vriend maar gaf hem Siddartha terug.

IV

Siddartha vervolgt zijn weg en ‘peilt de ervaring tot waar de oorzaken rusten.’  Het herkennen van de oorzaken leidt tot het diepste inzicht. Wat zocht hij vroeger bij leer en meesters? Antwoord: zijn IK die Siddartha is, de afgezonderde die hij kent maar tegelijkertijd juist ook niet kent. Waarom? Omdat hij zichzelf ontvluchtte. Hij zocht teveel en verloor daardoor zichzelf.

Nu is hij wijzer. Hij gaat alleen nog bij zichzelf  in de leer. Ineens ziet hij nu beter de schoonheid van de natuur en dat zin en wezen niet ergens achter, maar juist midden in alle dingen zit. Hij voelt zich herboren. Maar dat betekent ook dat hij zijn leven opnieuw moet beginnen. Terug naar zijn oude situatie kan hij niet meer. Hij voelt zich alléén, Siddartha en NIETS meer.

In een laatste huivering recht hij, zelfbewust, zijn rug en vervolgt zijn nieuwe weg.

Kamala
Siddartha ziet de schoonheid der wereldse dingen omdat hij er deel van uit maakt.  Hij concludeert dat het geen zin heeft het ik en de zinnen te doden. Ze moeten juist gehoord worden. Op een nacht droomt hij van Govinda die plotseling in een vrouw verandert.  Het bedwelmt hem. Bij het oversteken van een rivier ontmoet hij de veerman. Hij kan hem helaas niet betalen voor het overzetten maar dat hindert niet. De veerman zegt: de rivier heeft mij geleerd dat alles terugkomt. Jij ook.

In de stad ziet hij de courtisane Kamala. Omdat hij haar niet als bedelmonnik onder ogen kan komen wast en scheert hij zich. Daarna spreekt hij haar aan, vraagt haar raad en maakt een gedicht voor haar. Dan krijgt hij zijn eigen kus. Maar zij wil dat hij zich perfect kleed, rijk wordt en haar geschenken kan bieden. Ze geeft hem een overkleed.

Siddartha kan denken, wachten en vasten. Bovendien kan hij lezen en schrijven. De hulp van Kamala, die hij zelf heeft afgedwongen brengt hem in een stroomversnelling van ontwikkelingen.

Bij de kindmensen
Hij komt in dienst van een rijke koopman die hem onderricht in zaken.  Dit blijft voor hem een spel. Ondertussen bezoekt hij Kamala en geeft haar geschenken. Zij leert hem de kunst van het minnen. Dit geeft zijn leven zin. De zaken doen dat niet. Winst of verlies, het deert hem niet. Als hij eens in een dorp geen succes heeft, maakt hij toch plezier met de bevolking. Want als hij geen plezier had dan zou zijn tijd verspild zijn geweest. Hij kent geen zorgen en is met zijn hart niet bij de handel. Hij ziet hoe kinderlijk de anderen zijn die zich moe maken, leden, verwijten maakten, pijnen lijden. Hij behandelt iedereen op dezelfde manier maar handelen blijft een spel voor hem. Toch is er af en toe die stervende stem die hem wil terugroepen. Maar dan is er weer het volle leven met Kamala. Toch blijft hij altijd de samana.

Sansara
Langzamerhand wordt hij rijker. Maar in de loop van de tijd wordt hij ook steeds meer als de anderen. Zijn innerlijke stem wordt zwakker en de wereldse sterker. Hij geeft zich over aan het dobbelspel en het spel van de liefde (Sansara) en is nog maar nauwelijks vrolijk. Zijn frustratie is dat hij nooit zo kan liefhebben als de kindmensen. Maar uiteindelijk wordt hij ziek van zichzelf. Op een dag droomt hij van een vogel in een gouden kooi die sterft. Dan voelt hij dat hij oorspronkelijke zelf heeft laten sterven. Hij overdenkt zijn leven, en besluit weg te gaan. Natuurlijk mist iedereen hem maar Kamala begrijpt. Siddartha is een samana en zal dat altijd blijven. Ze is zwanger van hem.

Bij de rivier
Siddartha verafschuwt zichzelf en wil dood. Want wat voor leven had hij geleid. Hij komt bij de rivier en het water spiegelt hem de verschrikkelijke leegte tegemoet. Vanuit zijn wanhoop roept/zingt hij het OM ( de voleinding).  Plotseling ziet hij hoe dwaas zijn handelswijze was. Door het OM komt al het oude weer terug.  Hij valt in slaap. Als hij weer wakker is, voelt hij zich een nieuw mens. Tegenover hem zit Govinda die hem niet herkende maar over de slapende waakte. Siddartha maakt zich bekend. Govinda verwondert zich over diens rijkdom maar Siddartha maakt hem duidelijk hoe vergankelijk de wereld der vormen is. Govinda vervolgt zijn weg. Siddartha voelt zich weer een klein kind. Hij begint weer van voren af aan. Hij moest een dwaas worden om zijn Atman weer te vinden. Hij voelt zich ontzettend goed. Het water, ondertussen, stroomt.

De veerman
Hij wil de geheimen van het nooit stilstaande water leren kennen. Hij komt bij de veerman. Hij wil hem zijn kleren geven en bij hem in dienst komen om te leren. Vasudeva, de veerman, die hem 20 jaar niet heeft gezien herkent hem. Siddartha vertelt hem zijn verhaal. De veerman luistert. Die kunst beheerst hij. De stroom hem dat heeft geleerd.  De stroom zal Siddartha ook nog andere dingen leren, bijvoorbeeld dat er geen tijd bestaat. Zie maar, de stroom is overal en altijd. Er bestaat voor de stroom alleen een heden. De stroom heeft ook alle stemmen in zich verenigd tot een heilig OM. De stroom heeft de stem van het leven.

Steeds meer mensen komen aan de rivier die onder de indruk van de beide veermannen zijn. Sommigen lachen om hun ogenschijnlijke onnozelheid. Ook komen er veel monniken langs die op weg zijn naar Gotama, die stervende is. De woorden die hij ooit tot Gotama richtte voelden nu hoogmoedig en pedant aan. Op een dag ook komt Kamala bij hem aan met haar zoon Siddartha. Zij wordt door een slang gebeten.  Voor ze sterft vertelt ze Siddartha dat de jongen zijn zoon is. Ze richten een brandstapel voor haar op.

De zoon
De zoon heeft verdriet. Het is een rijk moederskindje. Hij geeft Siddartha veel zorgen en verdriet.  Hij behandelt de zoon met liefde maar krijgt niets terug. Vasudeva zegt dat hij noodgedwongen de stad heeft moeten verlaten. Dwingt Siddartha hem niet met zijn liefde om te blijven? Hij kan hem misstappen niet besparen. Op een dag zegt de jongen hem de waarheid en loopt weg. De veermannen gaan er achter aan want ze willen hun boot terug. Siddartha komt in de stad en herleeft zijn Sansaraperiode. Dan gaat hij samen met Vasudeva terug naar de stroom. De jongen hebben ze niet gevonden.

Om
Ondanks het feit dat Siddartha weet dat het willen vasthouden van de zoon in feite Sansara is, is het verdriet groot. Maar de stroom leert hem te lachen om die kringloop van het leven. Hij vertelt al zijn verhalen tegen de nu zeer oude veerman. Deze neemt hem daarna bij de hand en neemt hem mee naar de rivier. Deze zingt van smart maar ook van lijden, begeerte,  weemoed en verdriet, maar ook van vreugde. Alles lijkt met elkaar verweven en komt uit tot één groot OM. Siddartha ziet in dat hij moet stoppen met vechten. Op dat moment houdt hij op met lijden. De veerman heeft op dit moment gewacht en trekt het woud in om tot de eenheid te komen.  Hij straalt.

Govinda
Govinda hoort van een oude veerman spreken. Men noemt hem een wijze. Govinda wil hem ontmoeten. Hij is altijd een zoeker gebleven. Siddartha zegt: door al dat zoeken kom je niet aan vinden toe. Zoeken is: een doel hebben. Vinden is: openstaan. Hij maakt zich bekend want weer had Govinda hem niet herkend. Siddartha vertelt hem zijn geschiedenis. De pointe: wijsheid is niet over te dragen, tijd bestaat niet en het leven nooit het een of het ander. Alles wat je wilt worden is in potentie al in je aanwezig.