Waarheid

Met een vuile arm veegde de jongen het zweet van zijn voorhoofd. Alle spieren van zijn dunne, blote benen, die onder zijn korte broek uitstaken, stonden gespannen. De kleine schoudertas bungelde als een dood dier langs zijn lijf. Hij was moe, had nog maar nauwelijks besef van tijd. Eindelijk was daar de rivier. Nu zou hij een doorwaadbare plaats moeten vinden. Even zochten zijn ogen de overzijde af. Daarna sloeg hij, linksaf, het smalle pad langs het water in. Tegen het einde van de avond zat hij aan de oever en keek met half toegeknepen ogen naar de lucht die allengs roze was gekleurd en zich spiegelde in het warrelende water. Bomen en struiken werden tot silhouetten.
Weer tuurde hij naar de overzijde. Was daar een vuur? Was dit zijn bestemming? Wel, in elk geval was het een slaapplaats. De oversteek kon hij hier wel wagen. De stroom was kalm en er waren voldoende rotsen. Voorzichtig ging hij het water in. Aan de andere oever stond een kleine, uit takken opgetrokken, hut. Ervoor stond een magere man met een lange grijze baard en slechts gekleed in een lendendoek.
‘Welkom,’ zei hij met krakende stem en wees hem een plaats aan het vuur. Om hen heen heerste duisternis. De jongen luisterde naar de bekende, altijd fascinerende oerwoudgeluiden. De grijsaard had zijn karig maal met hem gedeeld. Tijdens het eten had hij de jongen gevraagd naar zijn bestemming. ‘Ik ben op zoek naar de waarheid,’ had de jongen gezegd. ‘Ik weet onvoldoende maar werd geleid op dit pad.’
De grijsaard had bedachtzaam geknikt. ‘Zo gaat dat soms. Morgen de rest, eerst slapen.’
Ze waren ontwaakt bij het eerste licht. Nadat ze wat gegeten hadden, zaten ze aan de rivier en keken in de eeuwig voortkabbelende stroom. ‘Hoe bent u hier terechtgekomen,’ vroeg de jongen nieuwsgierig. Bent u een goeroe?’
De man schudde zijn hoofd. ‘Ik had een zaak in de stad en was tamelijk welgesteld. Maar ik wilde meer, werd te overmoedig en begon te speculeren. Dat had ik beter kunnen laten.’ Hij haalde diep adem. ‘Mijn kapitaal verdampte en werd tot een schuld. Geen grote, maar ik wist niet hoe deze in te lossen en ben gevlucht. Hier kwam ik tot rust en leerde van de rivier dat het aards bestaan niet meer is dan een macaber spel.
Toen besloot ik mijn naam en oude bestaan af te zweren en de rest van mijn leven aan mijn zielenheil te wijden. En jij, kleine waarheidszoeker, wat is jouw verhaal?’

De jongen wendde zijn blik naar hem toe en vroeg: Bent U Nytia Balshakar?
De man knikte verbluft. ‘Dan heb IK mijn waarheid gevonden en U heeft een prachtige mogelijkheid uw leven een stralend nieuw begin te geven,’ zei de jongen met een lachje.’
‘Hoe bedoel je?’
De jongen opende zijn schoudertas en haalde er een incassopapier uit. ‘Door deze schuld te voldoen vóórdat u zich aan uw ziel wijdt.
De zon schitterde en de rivier leek te glimlachen in haar gouden stralen.

Willem